Hefbomen verkennen katrollen

Pagina top navigatie elementen

Hefbomen en katrollen

Verkennen katrollen

Transcript

LEERKRACHT: Ja, er waren dus drie probleemstellingen inderdaad, of drie vragen, van nou waar wordt een katrol gebruikt en wat voor soort katrol bij een zeilschip, eh, bij een, eh, autogarage en bij een hijskraan.

LEERKRACHT: Als je van mij krijgt een hijskraan, dan ga je nadenken: waar wordt nu bij een hijskraan allemaal een katrol gebruikt? Hoe gebruiken ze, waar zitten ze? Probeer een klein tekeningetje te maken zelf, van een hijskraan.
LEERLING: En dan een touw, dus eerst de katrol…
LEERLING: Een stuur! Een stuur kunnen we erop… (wijst aan op de tekening)
LEERLING: Weet je misschien hoe zo’n, zo’n...
LEERLING: Geen stuur, het heet een eh…
LEERLING: Stuur.
LEERKRACHT: Roer.
LEERLING: Ja, ja, dat is het.
LEERKRACHT: Toch? Een roer bij een boot.
LEERLING: Even opschrijven.
LEERKRACHT: Ja, en waar gaan de touwen allemaal heen?
LEERLING: Deze gaat zo (laat zien met zijn potlood), die gaat zo rond. En deze gaat zo.
LEERLING: En dan kan je hier trekken (wijst aan op de tekening).

LEERKRACHT: Kabels, katrol, waar staat de auto?
LEERKRACHT: (…) Je hebt katrollen getekend, je hebt een kabel getekend. Je mag het ook aanwijzen met je pen.
LEERLING: De kabel gaat...
LEERKRACHT: Gaat ie dan zo omhoog? (wijst aan op de tekening)
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Waar gaat de kabel heen?
LEERLING: (tekent de kabel)
LEERKRACHT: Over de katrol…

LEERKRACHT: Bij een garage had ik eigenlijk zelf verwacht van nou hoe krijg je de auto omhoog? Nee, ze kwamen met hoe krijg je de deur open bij een garage? Had ik zelf niet aan gedacht maar daar kwamen, vond ik erg origineel van de kinderen. Ook daar konden ze in ieder geval uitleggen hoe het dan met touw trekken, het touw gaat omhoog, over de katrol heen naar beneden en daar gaat de last omhoog.

LEERLING: Hier zit dan dat ding (wijst aan op de tekening), hoe heet dat ook alweer? 
LEERLING: Het katrol.
LEERLING: ja, en, eh, hier zit dan een hele grote bol touw. Hier zit dan een grote blok, eh, beton aan (…)
LEERKRACHT: Dus de katrol zit daar. (leerling wijst aan op de tekening)

LEERKRACHT: Van een hijskraan waren ze heel duidelijk. Kwamen ook mooie tekeningen uit. De vaste katrol werd sowieso getekend. De losse katrol, die natuurlijk wel vaak bij hijskranen is, die, eh, die was minder bekend. Maar in ieder geval het plaatje en de werking van de katrol was gewoon duidelijk.

LEERKRACHT: Vaak zul je zien dat hier nog een katrol hangt. Hoe noemen we die? Een vaste of een losse?
LEERLINGEN: Losse!
LEERKRACHT: Een losse.

LEERKRACHT: Ook gewoon hoe een les is opgebouwd, dat loopt gewoon, dat loopt gewoon lekker. De kinderen krijgen gewoon duidelijk te horen: wat is een katrol en hoe werkt het?

LEERKRACHT: Daar zit een katrol, oké. (leerling wijst aan) En is dat een vaste katrol of een losse katrol?
LEERLING: Vaste.
LEERKRACHT: Een vaste. Zit ie ergens aan vast?
LEERLING: Ja, aan de bovenkant van de mast.
LEERKRACHT: Oké, zelfs aan de mast, heel goed! Oké.

LEERKRACHT: Deze (wijst aan op het bord), daar gaat het touw maar één keer overheen. Die andere, hoeveel keer gaat daar het touw overheen Mike?
LEERLING: Twee.
LEERKRACHT: Twee keer. Eh, dan wordt dit een beetje lastig te zien denk ik voor jullie maar dat zijn er drie. En misschien is dat wel makkelijker en misschien ook wel niet. Maar ik wil dat jullie daar zo zelf mee gaan experimenteren.

LEERKRACHT: Uiteindelijk laten we ze zelf experimenteren met behulp van kleerhangers en een stuk touw of je een last moeilijker omhoog krijgt met meer of minder touw eromheen te laten wikkelen. En daar hebben ze mee mogen experimenteren.

LEERLING: Teveel!
LEERLING: Veel te veel.
LEERLING: (heeft het touw vast) En nu loslaten.
LEERLINGEN: Ja!
LEERLING: En nu één keer.
LEERLING: En zo laat je hem naar beneden.
LEERLING: (leest voor) Bind het touw minder vaak om de kleerhanger.
LEERLING: Hebben we gedaan.

LEERLING: Eén keer eromheen jongens.
LEERKRACHT: Doe het eerst gewoon zo simpel mogelijk. Hoeveel touw heb je nu gebruikt hier, Milo?
LEERLING: Eén keer eromheen.
LEERKRACHT: Hoeveel touw heb je nodig, Milo? Ga dat eens meten. De rest kijkt even mee ja. Om de last helemaal omhoog te krijgen. (wijst aan op het materiaal) 
LEERLING: 2,3….

Omschrijving

In dit lesonderdeel onderzoeken de leerlingen na een korte inleiding in groepjes de werking van katrollen. De leerlingen maken een tekening van de door hen bedachte toepassing van katrollen. Tijdens het tekenen kun je de taalontwikkeling van de leerlingen stimuleren door hen feedback te geven op hun taalgebruik. Voor meer informatie hierover en handige tips, klik je hier. Nadat de tekeningen besproken zijn experimenteren de leerlingen met kleerhangers en gewichten de werking van de katrol.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hefbomen en katrollen



Kijkwijzer

1) Bekijk 0:15-0:55 en 0:55-1:22. Zie je welke woorden de leerlingen al gebruiken? Katrol, stuur, roer, kabels. De leerlingen weten dat het woord ‘stuur’ niet juist is, maar kunnen niet op het goede woord komen. Zie je dat de leerkracht de woorden ‘kabel’ en ‘katrol’ ook steeds terug laat komen?

2) Bekijk 1:40-2:00. Zie je dat de leerling die uitleg geeft bij zijn tekening nog moeite heeft de nieuwe woorden (katrol, kabel, last) zelf te gebruiken, maar ze waarschijnlijk al wel begrijpt? De leerkracht herhaalt het begrip katrol: ‘Dus, de katrol zit daar.’ Door het nog eens samen te vatten en daarbij de woorden te gebruiken en deze aan te wijzen consolideren de woorden beter.

3) Bekijk het gehele fragment nog eens en kijk vooral naar de wijze waarop de leerkracht feedback geeft. Een voorbeeld (2:13-2:47):
Leerkracht: Is dat een vaste of een losse katrol?
Leerling: Vaste.
Leerkracht: Een vaste. Zit hij ergens aan vast?
Leerling: Ja, aan de bovenkant van de mast.
Leerkracht: Oké, zelfs aan de mast, heel goed! Oké.
De leerkracht geeft zelf de twee mogelijkheden aan, zodat de leerlingen gemakkelijk een succeservaring opdoen. Vervolgens herhaalt hij het antwoord en vraagt om nadere uitleg. Met een compliment sluit hij de beurt af.

Opdracht
Wissel uit:
a. De leerlingen zijn in kleine groepjes actief aan het werk. Wat is de rol van de leerkracht? Welke interactievaardigheden gebruikt hij om de taalontwikkeling van leerlingen te stimuleren?
b. Kun je aangeven wat de relatie is tussen het opnemen van de leerinhoud en de taalontwikkeling. Met andere woorden: hoe ziet de win-winsituatie er hier uit?

lesfasen